Rapport 'Drugs in Lijsten'
Rapport van de expertcommissie lijstensystematiek Opiumwet (commissie Garretsen). Deze commissie is ingesteld door het voormalige kabinet en had als opdracht verschillende scenario’s uit te werken voor de lijstensystematiek van de Opiumwet. De expertcommissie lijstensystematiek Opiumwet komt op grond van haar bevindingen, die in het navolgende rapport zijn verwoord, tot de volgende aanbevelingen:De lijstensystematiek van de Opiumwet, te weten twee lijsten, behoeft geen wijziging.
Met het oog op de optimalisering van de werking van de Opiumwet zijn de volgende ankerende maatregelen wenselijk:
Het herzien van de procedure voor de plaatsing van een middel op een van de lijsten van de Opiumwet, te weten voorafgaand aan iedere plaatsing van een middel die hetzij uit internationale verplichtingen voortvloeit, hetzij door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eigener beweging wordt voorgesteld, het Coördinatie- punt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) te laten adviseren over respectievelijk de lijst waarop het middel wordt geplaatst en de plaatsing als zodanig; het instellen van een meldpunt met het oog op de monitoring van nieuwe drugs;
Het bestaande onderscheid tussen hennep op de twee lijsten van de Opiumwet dient te worden aangescherpt op basis van het thc-gehalte door hennep en hasjiesj met een gehalte aan thc van meer dan 15% naar lijst I te verplaatsen en op lijst II uitsluitend hennep en hasjiesj met een thc-gehalte van maximaal 15% te handhaven;
-het monitoren van de verhouding tussen thc en cbd in cannabis en het onderzoeken van de effecten daarvan op de gezondheid van de gebruiker, opdat een beter inzicht in de werking daarvan ontstaat; -het uitvoeren van een nieuwe risicobeoordeling van het middel qat door het CAM, waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan de sociale en maatschappelijke schade, in het bijzonder aan de internationale context.
In 2001 heeft het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) een monitor uitgevoerd naar thc-concentraties in nederwiet en hasjiesj in Nederlandse coffeeshops. Nagenoeg alle monsters bevatten toen 15% thc of minder, gemiddeld gehalte aan thc van 11,3. De commissie stelt voor om die situatie als uitgangspunt te hanteren en adviseert derhalve als grens voor het te maken onderscheid een thc-gehalte van 15% te hanteren. Wetstechnisch betekent dit dat alle hennep en hasjiesj met een thc-gehalte van meer dan 15% naar lijst I worden verplaatst en dat op lijst II hennep en hasjiesj met een thc-gehalte van maximaal 15% gehandhaafd blijven. Het aldus te maken onderscheid heeft voor de coffeeshops tot gevolg dat zij als verkooppunt voor cannabis kunnen blijven bestaan, maar voortaan alleen hennep en hasjiesj mogen verkopen die op lijst II van de Opiumwet staan. Die beperking zal onderdeel moeten worden van de gedoogcriteria. De commissie verwacht dat de invoering van het hierboven genoemde onderscheid een bijdrage zal leveren aan het verminderen van het gebruik van hennep en hasjiesj met een hoog thc-gehalte.
De voorgestelde verdeling van hennep en hasjiesj over de twee lijsten van de Opiumwet zal ook gevolgen hebben voor de strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving. Voor de op lijst I geplaatste cannabis zal dezelfde opsporingsprioriteit gelden als voor de andere middelen die op lijst I staan, zoals cocaïne en heroïne. Ten aanzien van de op lijst II geplaatste cannabis zal het bestaande bestuurlijke en strafrechtelijke handhavingsbeleid moeten worden voortgezet en er zal bij de handhaving ook op gelet moeten worden of klanten van een coffeeshop die niet willen overschakelen op cannabis met een lager thc-gehalte buiten de coffeeshop om hun cannabis gaan kopen. Voor het bewijs dat het om cannabis gaat die op lijst I staat zal forensisch onderzoek nodig zijn. Dat acht de commissie, gelet op het feit dat het om een middel gaat dat op lijst I staat, gerechtvaardigd.
Voor het overige verwacht de commissie dat deze wijziging een negatief effect zal hebben op de illegale productie van nederwiet en op de export van cannabis en dat de vraag-gestuurde markt van cannabisproductie, met het oog op de bevoorrading van coffeeshops, in staat zal zijn om te schakelen naar de productie van nederwiet die voldoet aan deze eisen.
Ten slotte beveelt de commissie aan de komende jaren de verhouding tussen thc en cbd in cannabis te monitoren en de effecten daarvan op de gezondheid van de gebruiker te onderzoeken, opdat een beter inzicht ontstaat in de werking daarvan. Dit zou kunnen worden meegenomen in het hiervoor bepleitte longitudinale onderzoek.
Reflectie - Met opmerking dat de 15 % THC maatregel ‘een negatief effect zal hebben op de illegale productie van nederwiet en de export van cannabis’ wordt het onderliggende motief van een maximering van het THC gehalte onthuld; immers is er geen andere reden aan te geven waarom de data van het DIMS van 2001 als ijkpunt worden genomen om de ‘volksgezondheids-voorzorgsmaatregel’ te legitimeren eer er een longitunaal onderzoek naar de ontwikkeling van de gehaltes van THC en CBD en de effecten gerealiseerd zou zijn. Na kamervragen van groen links in synergie met een Wet op openbaarheid van bestuur/ WOB-procedure voor de meervoudige bestuursrechtkamer kwamen de negatieve adviezen over deze 15% THC-maximering van o.a. een Procureur Generaal van het OM aan het licht, waarop ook een hoorzitting in de tweede kamer volgde. Vragen die toen over deze maximering zijn gesteld zijn tot op heden nog niet beantwoord en deze maatregel, die opgenomen was in regeerakkoord Rutte II, is dan ook nooit doorgevoerd.
Commissie Garretsen, 1 juni 2011
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2011/06/27/rapport-drugs-in-lijsten